Hidromek Excavator HMK 150 WR-5 Operation Maintenance Manual H237355411 NL

Description

Contents:
1. INLEIDING
1.1. VOORWOORD
1.2. VEILIGHEIDSINFORMATIE
1.3. OMSCHRIJVING EN BEDOELD GEBRUIK
1.4. CE-MARKERING EN CONFORMITEITSVERKLARING
1.5. EIGENSCHAPPEN VAN DE MACHINE
1.6. VERWANTE ONDERDELEN VAN UITLAATEMISSIEREGEL
1.7. INRIJDEN
1.8. VERVANGINGSONDERDELEN EN DIENST-NA-VERKOOP
1.9. COPYRIGHT
1.10. RIJBEWIJS
1.11. TYPEPLAATJE
1.11.1. PLAATS VAN HET TYPEPLAATJE
1.11.2. LOCATIE VAN MOTORPLATEN
1.12. PLAATJES BELANGRIJKE ONDERDELEN
2. VEILIGHEID
2.1. ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN
2.1.1. MINIMALE KWALIFICATIES VAN DE MACHINIST
2.1.2. ALLE PLAATSELIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN NALEVEN
2.1.3. ALLE BESCHERMINGEN EN VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN AANBRENGEN
2.1.4. BESCHERMKLEDIJ EN VEILIGHEIDSMIDDELEN DRAGEN
2.1.5. WIJZIGINGEN
2.1.6. WIJZIG DE MOTOR NIET
2.1.7. BEHANDELING VAN ELEKTRISCHE ACCESSOIRES
2.1.8. ALVORENS DE MACHINE TE VERLATEN
2.1.9. DE HANDLEUNINGEN EN OPSTAPTREDEN BIJ HET IN- EN UITSTAPPEN GEBRUIKEN
2.1.10. VUUR UIT DE BUURT VAN BRANDSTOF HOUDEN
2.1.11. WERKEN IN DE BUURT VAN ZONES MET HOGE TEMPERATUREN
2.1.12. INADEMEN VAN ASBESTHOUDEND STOF VERMIJDEN
2.1.13. MET BEWEGENDE ONDERDELEN OPPASSEN
2.1.14. BRANDBLUSSER EN VERBANDDOOS
2.1.15. BESCHERMING TEGEN VALLENDE OF RONDVLIEGENDE VOORWERPEN/MATERIALEN
2.1.16. VOORZORGSMAATREGELEN VOOR WERKZAAMHEDEN NABIJ GASLEIDINGEN
2.1.17. VOORZICHTIG MET OPTIONELE AANBOUWDELEN
2.1.18. NOOIT HET VOORSTE AANBOUWDEEL OF HET TEGENGEWICHT VERWIJDEREN
2.1.19. OPGELET VOOR POLYMEREN EN ELASTOMEREN
2.1.20. HANTERING VAN DE ACCUMULATOR
2.2. VOORZICHTIGHEID BIJ HET BEDIENEN VAN DE MACHINE
2.2.1. VOOR HET STARTEN VAN DE MOTOR
2.2.2. NA HET STARTEN VAN DE MOTOR
2.2.3. VERVOEREN VAN DE MACHINE
2.2.4. BATTERIJ
2.2.5. SLEPEN
2.2.6. VOORWERPEN TILLEN
2.3. WAARSCHUWINGEN TIJDENS HET ONDERHOUD
2.3.1. VÓÓR HET ONDERHOUD
2.3.2. IN ONDERHOUD
2.4. LOCATIE VAN VEILIGHEIDSLABELS
2.4.1. PLAATSEN WAAR ZE BEVESTIGD ZIJN
2.4.2. BETEKENIS VAN VEILIGHEIDSPLAATJES
3. BELANGRIJKE ONDERDELEN
3.1. SITUERING VAN DE BELANGRIJKSTE ONDERDELEN
3.2. DETAIL VAN DE STUURCABINE
3.3. INSTRUMENTENPANEEL
3.4. MENU ITEMS
3.4.1. TAAL
3.4.2. STATUSINFORMATIE
3.4.3. WERKUREN
3.4.4. ONDERHOUD
3.4.5. FOUTEN
3.4.6. MACHINE INFORMATIE
3.4.7. INSTELLINGEN
3.5. MEDIA
3.5.1. RADIO
3.5.2. USB
3.5.3. AUX
3.6. OPERA INSTRUMENTENPANEEL
3.7. USB-/AUX-AANSLUITINGEN
3.8. EXTERNE ELEKTRISCHE AANSLUITING (12 V)
3.9. CONTACTSLEUTEL
3.10. BEKERHOUDER / ASBAK
3.11. OPBERGPLAATS
3.12. OPBERGVAK
3.13. SCHAKELAARS
3.14. BEDIENINGSHENDEL VOOR DUWBLAD EN STEMPELS
3.14.1. BEDIENINGSHENDEL OP MACHINES MET ELEKTRISCH TYPE CENTRUMVERBINDING
3.15. STUURINRICHTING
3.15.1. STUURKOLOM
3.15.2. VERKLIKKERLAMPJES
3.15.3. KEUZEKNOP “SNELHEID”
3.15.4. KEUZEKNOP VOORUIT/ACHTERUIT (FNR)
3.15.5. MULTIFUNCTIONELEHENDEL
3.15.6. KEUZEKNOP “WERKMODUS”
3.15.7. SCHAKELAAR ALARMKNIPPERLICHTEN
3.16. VEILIGHEIDSVERGRENDELING
3.17. ARMSTEUN VERSTELLEN
3.18. HOEK VAN ARMSTEUN VERSTELLEN
3.19. HOEK VAN BLOK VERSTELLEN
3.20. LINKER BLOK OPHEFFEN
3.21. HENDELS
3.21.1. BEDIENINGSHENDELS
3.21.2. BEDIENINGSHENDELS (PROPORTIONELE STURING) (OPTIONEEL)
3.22. ZWENKVERGRENDELING
3.23. GAS- EN REMPEDALEN
3.23.1. GASPEDAAL
3.23.2. REMPEDAAL
3.23.3. UITTESTEN VAN HET REMSYSTEEM
3.24. ZEKERINGEN/RELAISKAST
3.25. KEUZESCHAKELAAR AUTOMATISCHE/MANUELE MODUS
3.26. ACCURELAIS
3.27. HOOFDSCHAKELAAR VAN DE BATTERIJ
3.28. VERWARMING EN AIRCONDITIONING
3.28.1. ROOSTERS VAN DE VERWARMING EN AIR CONDITIONING
3.28.2. CONTROLE-EENHEID
3.29. SIGARETTENAANSTEKER
3.30. FLESSENHOUDER
3.31. KOELBOX
3.32. HANDIGE OPBERGPLAATSEN
3.33. NOODUITGANG
3.34. VERBANDDOOS
3.35. VOORRUIT
3.36. DEUR
3.37. OPEN-STANDVERGRENDELING
3.38. ZIJRUIT
3.39. BRANDBLUSSER (OPTIONEEL)
3.40. GORDIJN VOOR- EN ACHTERAAN
3.41. OPEN DAK
3.42. ZONNESCHERM
3.43. VERLICHTING IN DE STUURCABINE
3.44. SPIEGELS AFSTELLEN
3.45. STOEL AFSTELLEN
3.46. VEILIGHEIDSGORDEL
3.46.1. VASTMAKEN VAN DE VEILIGHEIDSGORDEL
3.46.2. AANPASSING LENGTE GORDEL
4. STARTEN VAN DE MACHINE
4.1. CONTROLE ALVORENS DE MOTOR TE STARTEN
4.2. DE MOTOR STARTEN
4.2.1. STARTEN BIJ NORMALE TEMPERATUUR
4.2.2. STARTEN BIJ KOUD WEER
4.3. OPWARMEN
4.3.1. AUTOMATISCH OPWARMEN
4.3.2. OPWARMEN VAN HET HYDRAULISCH SYSTEEM
4.4. CONTROLES NA HET STARTEN VAN DE MOTOR
4.4.1. WAARSCHUWINGSLAMPJE MOTOROLIEDRUK
4.4.2. WAARSCHUWINGSLAMP VAN DE MOTOR
4.4.3. WAARSCHUWINGSLAMPJE ACCULADING
4.4.4. AFLEZING MOTORTEMPERATUURMETER
4.4.5. TEMPERATUURMETER HYDRAULISCHE OLIE
4.4.6. BRANDSTOFMETER
4.4.7. LUCHTFILTERINDICATOR
4.4.8. AUTOMATISCHE OPWARMINGSINDICATOR
4.4.9. DEF/AdBlue® INJECTIESYSTEEM VAN WAARSCHUWINGSLAMPJE
4.4.10. VERMINDERD LAMPJE VAN DE MOTORVERMOGEN
4.4.11. PARKEERVERKLIKKERLICHTJE
4.4.12. VERKLIKKERLICHTJE LAGE REMDRUK
4.4.13. VERKLIKKERLICHTJE BLOKKERING VAN DE VOORAS
4.4.14. ABNORMALE GELUID VAN DE MOTOR EN KLEUR VAN UITLAATROOK
4.4.15. REM TEST
4.4.16. KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
4.4.17. URENTELLER (CUMULATIEVE WERKSUREN)
4.4.18. WEES VOORZICHTIG MET DE TE KOUDE MOTOR
4.4.19. WANNEER HET WAARSCHUWINGSLAMPJE AAN IS
4.4.20. WANNEER HET KOELMIDDEL VAN DE MOTOR HEET IS
4.5. UREUM SELECTIEVE KATALYTISCHE REDUCTIE (SCR) SYSTEEM
4.6. BEDIENEN VAN DE MACHINE
4.6.1. VOORUITRIJDEN
4.6.2. VOORDAT U GAAT RIJDEN
4.6.3. RIJPROCEDURES
4.6.4. PARKEERPROCEDURE
4.7. RIJSTURING
4.7.1. STUREN
4.7.2. VOORUIT EN ACHTERUIT RIJDEN
4.8. ZWENKEN VAN DE MACHINE
4.9. BEDIENEN VAN EEN AANBOUWDEEL
4.10. WERKEND DOZERBLAD EN BOMEN
4.10.1. VERLAGENDE BOMEN/DOZERBLAD
4.10.2. OPHEFFING VAN BOMEN
4.11. CRUISE CONTROL-FUNCTIE
4.11.1. GEBRUIK VAN DE CRUISE CONTROL-FUNCTIE
4.12. VERBODEN HANDELINGEN MET DE MACHINE
4.13. AANDACHTSPUNTEN TIJDENS HET GEBRUIK
4.14. OPGELET TIJDENS HET RIJDEN OP EEN HELLING
4.15. BIJKOMENDE WERKZAAMHEDEN MET BEHULP VAN HYDRAULISCHE GRAAFMACHINES
4.15.1. GRAAFWERKZAAMHEDEN MET EEN DIEPLEPEL
4.15.2. WERKZAAMHEDEN MET EEN SHOVEL
4.15.3. GRAVEN (VAN KUILEN)
4.15.4. LADING
4.16. HIJSEN
4.17. VERVANGEN VAN DE BAK
4.18. CONTROLES NA HET UITVOEREN VAN WERKZAAMHEDEN
4.19. UITZETTEN VAN DE MOTOR
4.20. CONTROLE NA HET UITZETTEN VAN DE MOTOR
4.21. BEHANDELING VAN DE MOTOR MET TURBOLADER
4.21.1. VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET STARTEN VAN DE MOTOR
4.21.2. VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET UITZETTEN VAN DE MOTOR
4.22. VERGRENDELINGSSYSTEEM
4.23. VERVOEREN VAN DE MACHINE
4.23.1. LADEN EN LOSSEN
4.23.2. OPGELET TIJDENS HET LADEN
4.23.3. AANDACHTSPUNTEN BIJ HET VERVOEREN
4.23.4. VAN DE MACHINE
4.23.5. VERVOER OVER ZEE
4.24. VOORBEREIDING VAN DE MACHINE OP BASIS VAN WEERSOMSTANDIGHEDEN
4.24.1. VOORBEREIDING BIJ KOUD WEER
4.24.2. OPGELET NA DE WERKZAAMHEDEN
4.24.3. WARM WEER
4.25. LANGE TERMIJN OPSLAG
4.25.1. VOOR LANGE TERMIJN OPSLAG
4.25.2. GEDURENDE LANGE TERMIJN OPSLAG
4.25.3. NA DE BERGING
4.26. INSTRUCTIES VOOR BUITENGEBRUIKSTELLING, INTREKKING VAN GEBRUIK
5. STORINGSDIAGNOSE
5.1. WANNEER KAN ER EEN PROBLEEM ZIJN
5.2. OPGELET IN SPECIALE SITUATIES
5.3. SLEEPMETHODE
5.4. ELEKTRISCH ONTLADING
5.4.1. MOTOR STARTEN MET STARTKABELS (KLEMMEN)
5.5. LAAG BATTERIJNIVEAU
5.6. OVERVERHITTING
5.7. ABNORMAAL LAGE OLIEDRUK
5.8. MOTOR
5.9. HYDRAULISCH SYSTEEM
5.9.1. HYDRAULISCHE POMP
5.9.2. RIJDEN, ZWENKEN EN GEBRUIK VAN VOORZETAPPARATEN
5.9.3. HYDRAULISCHE CILINDERS
5.10. ELEKTRISCH SYSTEEM
5.11. ANDERE PROBLEMEN
6. ONDERHOUD
6.1. BELANGRIJKE AANDACHTSPUNTEN BIJ ONDERHOUD
6.1.1. ORIGINELE VERVANGINGSONDERDELEN VAN HIDROMEK
6.1.2. RUITENSPROEIERVLOEISTOF
6.1.3. OLIE EN VET
6.1.4. NOOIT GEMENGDE OLIËN
6.1.5. AFLEZEN VAN DE UURMETER
6.1.6. SCHOONHOUDEN VAN DE MACHINE
6.1.7. OPLETTEN VOOR HETE OLIE EN HEET WATER
6.1.8. CONTROLEREN VAN FILTERS
6.1.9. OPLETTEN TIJDENS HET BIJVULLEN VAN OLIE
6.1.10. VOORKOMEN DAT ONDERDELEN VERVUILD RAKEN
6.1.11. AANBRENGEN VAN EEN WAARSCHUWINGSBORD
6.1.12. OPVOLGEN VAN ALLE WAARSCHUWINGEN EN AANDACHTSPUNTEN
6.1.13. OPLETTEN TIJDENS HET LASSEN
6.1.14. OPLETTEN VOOR BRAND
6.1.15. SCHOONMAKEN VAN PASVLAKKEN
6.1.16. OPLETTEN BIJ HET WASSEN VAN DE MACHINE
6.1.17. CONTROLES VÓÓR EN NÁ HET WERKEN
6.1.18. OPLETTEN MET WERKEN IN STOFRIJKE OMGEVINGEN
6.1.19. GEDEELDE ONDERDELEN, OLIE EN ANDERE VLOEISTOFFEN
6.1.20. DOOR HIDROMEK AANBEVOLEN OLIE EN VET
6.1.21. OLIE
6.1.22. BRANDSTOF
6.1.23. KOELVLOEISTOF
6.1.24. VET
6.1.25. OPSLAG VAN OLIE EN BRANDSTOF
6.1.26. DIESELUITLAATVLOEISTOF (DEF/AdBlue®)
6.1.27. FILTER
6.1.28. ELEKTRONISCHE ONDERDELEN
6.1.29. HYDRAULISCHE ELEMENTEN
6.2. OLIE, BRANDSTOF, KOELVLOEISTOFMIDDEL EN DIESEL UITLAATVLOEISTOF
6.2.1. CAPACITEITEN VAN OLIE, BRANDSTOF, KOELVLOEISTOFMIDDEL EN DIESEL UITLAATVLOEISTOF
6.2.2. AANBEVOLEN SMEEROLI
6.2.3. AANBEVOLEN BRANDSTOF
6.2.4. DIESEL UITLAATVLOEISTOF (DEF/AdBlue®)
6.2.5. KOELVLOEISTOF
6.3. PERIODIEKE VERVANGING VAN DE BELANGRIJKSTE ONDERDELEN
6.4. OVERZICHT INSPECTIE- EN ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
6.5. ELKE 10 UUR (VÓÓR HET STARTEN)
6.5.1. TOER ROND DE MACHINE (VISUELE INSPECTIE)
6.5.2. INSPECTIE VAN STARTABILITEIT VAN DE MOTOR EN ABNORMAAL GELUID
6.5.3. CONTROLE VAN DE TOESTAND VAN DE MOTOR BIJ LAGE SNELHEDEN EN TIJDENS DE VERSNELLING
6.5.4. CONTROLE VAN HET KOELVLOEISTOFPEIL
6.5.5. CONTROLE VAN HET MOTOROLIEPEIL
6.5.6. CONTROLE VAN HET BRANDSTOFPEIL
6.5.7. DEF/AdBlue® NIVEAU CONTROLEREN
6.5.8. NAVULLING DEF/AdBlue®
6.5.9. NIVEAUCONTROLE VAN DE HYDRAULISCHE TANK
6.5.10. CONTROLE VAN DE ELEKTRISCHE BEDRADING
6.5.11. REINIGEN VAN DE ONTLUCHTER VAN HET HYDRAULISCH RESERVOIR
6.5.12. CONTROLEREN EN VERVANGEN VAN DE BAKTANDEN
6.5.13. VENTILATORRIEM
6.5.14. INVETTEN VAN DE PENNEN VAN DE AANBOUWDELEN
6.5.15. CONTROLE VAN DE BANDEN OP SPANNING EN SCHADE
6.5.16. CONTROLE VAN DE REMMEN
6.5.17. AFTAPPEN VAN BEZINKSEL EN WATER/CONDENS IN DE BRANDSTOFFILTERS
6.6. ELKE 50 UUR (WEKELIJKS ONDERHOUD)
6.6.1. INVETTEN VAN HET ZWENKLAGER (3 SMEERPUNTEN)
6.6.2. AFTAPPEN VAN HET BEZINKSEL IN DE BRANDSTOFTANK
6.6.3. INVETTEN VAN DE PENNEN VAN HET DUWBLAD
6.6.4. INVETTEN VAN DE PENNEN VAN DE STEMPELS
6.6.5. INVETTEN VAN DE VOORASPEN (1 SMEERPUNT)
6.7. NA DE EERSTE 250 UREN
6.7.1. VERVANGEN VAN HET RETOURFILTERELEMENT VAN DE HYDRAULISCHE OLIE
6.7.2. VERWISSELING VAN HET PILOT FILTER ELEMENT
6.7.3. ZWENKREDUCTIE INVETTEN
6.7.4. OLIE ZWENKREDUCTIE VERVANGEN
6.7.5. VERVERSEN OLIE VAN VOORAS- EN ACHTERASDIFFERENTIEEL
6.7.6. VERVANGEN OLIE PLANETAIRE REDUCTOR VOOR- EN ACHTERAS
6.7.7. VERVERSEN VAN DE TRANSMISSIEOLIE
6.8. ELKE 250 UUR (MAANDELIJKS ONDERHOUD)
6.8.1. CONTROLE VAN DE SMERING VAN DE ZWENKTANDKRANS
6.8.2. VERVANGEN VAN HET ZWENKLAGER (3 SMEERPUNTEN)
6.8.3. CONTROLE VAN HET PEIL VAN HET ACCUZUUR (ELEKTROLYT)
6.9. ELKE 250 UUR IN BEDRIJF VAN DE HYDRAULISCHE HAMER
6.9.1. RETOURFILTER HYDRAULISCHE HAMER VERVANGEN (INDIEN BESTAAT)
6.10. ELKE 500 UUR (3-MAANDELIJKS ONDERHOUD)
6.10.1. VERVANGEN BRANDSTOFFILTERELEMENTEN
6.10.2. VERVERSEN VAN DE MOTOROLIE EN VERVANGEN VAN HET OLIEFILTER
6.10.3. VERVANGEN VAN HET OLIEFILTER
6.10.4. CONCENTRATIE ANTIVRIESOPLOSSING CONTROLEREN
6.10.5. CONTROLE EN REINIGING VAN DE RADIATEUR, OLIEKOELER EN CONDENSORVINBLOK
6.10.6. CONTROLE VAN HET OLIEPEIL VAN HET VOORAS- EN ACHTERASDIFFERENTIEEL
6.10.7. CONTROLE VAN HET OLIEPEIL VAN DE PLANETAIRE REDUCTOR VAN VOOR- EN ACHTERAS
6.10.8. INVETTEN VAN DE STUURKOGEL EN VAN DE BEHUIZING VAN DE ASVERBINDING
6.10.9. INVETTEN VAN VOOR- EN ACHTERAS
6.10.10. GREASING SWING UNIT REDUCTION GEAR
6.10.11. VERVANGEN VAN HET AIRCOFILTER
6.11. ELKE 1000 UUR (6-MAANDELIJKS ONDERHOUD)
6.11.1. OLIE ZWENKREDUCTIE VERVANGEN
6.11.2. VERVANG HET GROFFILTERELEMENT
6.11.3. VERVANGEN VAN HET RETOURFILTERELEMENT VAN DE HYDRAULISCHE OLIE
6.11.4. CONTROLE VAN DE MOTORKLEPSPELING
6.11.5. STARTER EN ALTERNATOR CONTROLEREN EN REINIGEN
6.11.6. CILINDERDRUK CONTROLEREN
6.11.7. AFSTELLEN VAN DE RIEMSPANNING VAN DE AIRCO
6.11.8. ONTLUCHTER HYDRAULISCHE TANK CONTROLEREN EN VERVANGEN
6.12. ELKE 1000 UUR OF 3 JAAR
6.12.1. Filterelement van de SCR-toevoerpomp
6.13. ELKE 2000 UUR (JAARLIJKS ONDERHOUD)
6.13.1. OLIE VERVANGEN EN AANZUIGFILTER-ELEMENT VAN DE HYDRAULISCHE TANK REINIGEN OF VERVANGEN
6.13.2. VERVANGING VAN DE VOOR-EN ACHTERAS DIFFERENTIËLE OLIE
6.13.3. VERVANGING VAN DE VOOR-EN ACHTERAS PLANETAIRE VERSNELLINGSOLIE
6.13.4. VERVANGING TRANSMISSIEOLIE
6.14. ELKE TWEE JAAR
6.14.1. REINIGEN VAN HET KOELSYSTEEM EN VERVERSEN VAN DE KOELVLOEISTOF
6.15. ELK 4000 UUR
6.15.1. VERWISSELEN VAN VENTILATORRIEM EN SPANROL
6.16. ELK 6000 UUR
6.16.1. CARTERONTLUCHTING VERANDEREN
6.16.2. REINIGEN UITLAATGASTURBO COMPRESSORINLAAT
6.17. INDIEN NODIG
6.17.1. BRANDSTOF VULLEN (BRANDSTOFOPVOERPOMP)
6.17.2. VERVANGEN OF, INDIEN NODIG, REINIGEN VAN HET BUITENELEMENT VAN HET LUCHTFILTER
6.17.3. ONTLUCHTEN VAN HET BRANSTOFSYSTEEM
6.17.4. HYDRAULISCH SYSTEEM ONTLUCHTEN
6.17.5. CONTROLE VAN DE AIR CONDITIONER KOELVLOEISTOF HOEVEELHEID
6.17.6. VERVANGING VAN DE BRANDSTOFLEIDINGEN
7. TECHNISCHE GEGEVENS
7.1. TECHNISCHE KENMERKEN VAN HMK 150 WR-5
8. ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN
8.1. VEILIGHEID
8.2. OPGELET BIJ HET MONTEREN VAN DE WERKUITRUSTING
8.3. KIEZEN VAN EEN AANBOUWDEEL
8.4. BESCHERMING TEGEN VALLENDE OF RONDVLIEGENDE VOORWERPEN (FOPS)
8.5. BESCHERMING TEGEN KANTELEN EN OMROLLEN
8.6. BEHANDELING VAN BANDEN
8.6.1. HOE EEN BAND VERVANGEN
8.6.2. BANDENWISSEL
8.7. HYDRAULISCHE BREEKHAMER
8.7.1. VOORNAAMSTE DOELEINDEN
8.7.2. FOUTIEVE WERKWIJZEN
8.7.3. ONDERHOUD BIJ GEBRUIK VAN HAMER
8.7.4. WERKEN IN DE TUNNEL
8.8. SNELKOPPELAANBOUWDEEL (OPTIONEEL)
8.8.1. VOORBEREIDING VOOR MONTAGE EN DEMONTAGE
9. BIJLAGE
9.1. HANDGEBAREN
9.2. CONTACT
9.2.1. FABRIEK EN KLANTENSERVICE
10. ALFABETISCHE INDEX